Belgisch-Lotharingen
Belgisch-Lotharingen (Frans: la Lorraine Belge) wordt binnen de geologie (op de geologische kaart vormt zij de rand van het bekken van Parijs) en in het verlengde daarvan ook in de floristiek het gebied ten zuiden van de rivier de Semois genoemd, de streek rond Aarlen en Virton oftewel het uiterste zuidoosten van België. De streek Lotharingen loopt door in Frankrijk.
Regio's
[bewerken]Steden
[bewerken]Andere bestemmingen
[bewerken]Info
[bewerken]Alhoewel deze streek tot de Ardennen in ruime zin wordt gerekend valt ze in strikt geologische zin daar niet onder. De Ardennen worden namelijk gekenmerkt door oude, relatief zure gesteenten en een voor België koel klimaat, Belgisch-Lotharingen daarentegen kent ook zandkalksteen en mergel en een voor Belgische begrippen wat warmer klimaat. Ook zijn de hoogtes van de heuvels van een wat lager niveau, ze blijven onder de 500 meter. Bovendien zijn deze heuvels anders van opbouw, het betreft een zogenoemd cuesta-heuvellandschap; dat wil zeggen dat - in dit geval - de heuvels aan de noordkant licht aflopend zijn en aan de zuidkant steil aflopend.
Linguïstisch en cultureel valt Belgisch-Lotharingen uiteen in de van oudsher Romaanse Gaume en het van oudsher Germaanse Land van Aarlen. De Gaume valt ruwweg samen met het arrondissement Virton, het Land van Aarlen met het arrondissement Aarlen. Geografisch en bijvoorbeeld ook architectonisch gezien, zijn er nauwelijks verschillen tussen deze twee streken van Belgisch-Lotharingen.
In de Gaume spreekt men een Romaans dialect dat sterk tegen het dialect van Frans-Lotharingen aanleunt. In tegenstelling tot dat laatste, bijna uitgestorven, dialect is het "Gaumais" in veel dorpen redelijk bewaard gebleven, al spreekt de jeugd het dialect nauwelijks meer. In het Land van Aarlen wordt van oudsher Luxemburgs (Lëtzebuergesch) gesproken. In de stad Aarlen wordt die taal nauwelijks meer gehoord (behalve uit de mond van Luxemburgse bezoekers), maar op het omringende platteland spreken zeker de oudere generaties ze nog dagelijks. Gezien de grote economische invloed van het Groothertogdom op de streek, is de taal er de laatste jaren sterk in opmars. Er zijn cursussen, basisscholen besteden aandacht aan de taal en steeds meer straat- en plaatsnaamborden zijn tweetalig Frans-Luxemburgs.
Belgisch-Lotharingen sluit aan op het ten zuiden daarvan in Noord-Frankrijk gelegen Lotharingen en op het ten oosten gelegen Luxemburgse Gutland.
Geschiedenis
[bewerken]Ontstaan
[bewerken]Het hertogdom Lotharingen ontstond uit het Middenrijk dat werd gecreëerd door de verdeling van het rijk van Karel de Grote bij het Verdrag van Verdun in 843. Het middenrijk, dat zich uitstrekte van de Noordzee tot Italië, werd toegewezen aan de oudste zoon, Lotharius I, die ook de keizerskroon kreeg. In 855 deelden de drie zoons van Lotharius dit middenrijk verder op, waarbij het meest noordelijke deel als koninkrijk toeviel aan Lotharius II. Dit gebied werd "Regnum Hlotharii" genoemd, oftewel Lotharingen.
Grosso modo omvatte dit gebied het hele noord-oosten van Frankrijk, met de Elzas, en het gebied van de Lage Landen tussen Schelde en Rijn, zonder het graafschap Vlaanderen, maar met de streek van Aken, Keulen, Koblenz en Mainz (het oude Germania Inferior en Germania Superior).
Na de dood van Lotharius II, die geen wettige kinderen had, werd Lotharingen geannexeerd door zijn oom Karel de Kale. Na het verdrag van Meerssen (870) werd Lotharingen gesplitst en verdeeld tussen West- en Oost-Francië. Door het Verdrag van Ribemont (880) kwam heel Lotharingen bij Oost-Francië.
De Oost-Frankische koning Arnulf van Karinthië schonk Lotharingen in 895 als koninkrijk aan zijn zoon Zwentibold (895-900). Na verschillende conflicten met de Lotharingse adel sneuvelde die in 900. Hierop volgde een verwarde periode waarin de Lotharingse adel zich nu eens bij West-Francië en dan weer bij Oost-Francië aansloot. Het maakte tussen 911-923, onder Karel de Eenvoudige, korte tijd deel uit van West-Francië, en nadien voor lange tijd deel van het Heilige Roomse Rijk. In 925 werd de Elzas overgeheveld naar het hertogdom Zwaben.
Lotharingen als hertogdom
[bewerken]In 925 wist de Duitse koning Hendrik de Vogelaar Lotharingen definitief aan te sluiten bij het Duitse rijk. In 928 stelde hij z'n schoonzoon Giselbert II van Maasgouw aan als hertog van Lotharingen. Nadat die in opstand kwam tegen zijn schoonbroer Otto I en daarbij sneuvelde (939) moest Lotharingen het een tijdlang zonder hertog stellen. In 953 stelde Otto I zijn broer Bruno, de aartsbisschop van Keulen, aan tot hertog. Hij was de laatste hertog van het ongedeelde Lotharingen want nog tijdens z'n bewind stelde hij twee vice-hertogen aan voor Opper- en Neder-Lotharingen, waarmee hij de feitelijke splitsing inluidde.
Splitsing
[bewerken]Het uitgestrekte gebied werd in 959 opgedeeld in Opper- en Neder-Lotharingen; Frederik I werd alleen aangesteld over Opper-Lotharingen, terwijl Neder-Lotharingen onbezet bleef. In 977 splitste Lotharingen voorgoed door het aantreden van Karel, zoon van Lodewijk IV van Frankrijk.
Neder-Lotharingen bleef men aanvankelijk Lotharingen noemen, terwijl men voor Opper-Lotharingen Hertogdom van de Moezel verkoos. Wanneer dit rijksleen tijdens de 15e eeuw aan de hertogen van Anjou valt, komt de naam Lorreinen (Frans: Lorraine) in voege. Frankrijk en Duitsland hebben in de latere eeuwen meerdere oorlogen gevoerd om het gebied van Opper-Lotharingen in te palmen, dat is het hele gebied van de huidige Franse regio's Champagne-Ardennen, Elzas, Franche-Comté, Lotharingen zelf, en stukken van de aangrenzende regio's.
Einde
[bewerken]In Neder-Lotharingen of de Lage Landen verloren de hertogen zo goed als volledig hun gezag in 1190. Bij de Landdag van Schwäbisch Hall besliste keizer Frederik Barbarossa dat de toenmalige hertogen, de graven van Leuven, nog slechts hertogelijk gezag mochten uitoefenen binnen hun eigen beperkte territoria en rijkslenen. Dat werden dan de hertogen van Brabant. De hertogtitel van Lotharingen bleef evenwel tot op het einde van het Ancien Regime als eretitel bestaan, veelal onder de Franse vorm duc de Lothier, in de kronieken van Brabant hertog van Lothrijk[1] genoemd. Ook de hertogen van Limburg en Gelre eisten deze hertogstitel op[bron?].
Opper-Lotharingen hield op te bestaan als hertogdom in 1766, toen het aan het Franse kroondomein werd toegevoegd
Taal
[bewerken]Arriveren
[bewerken]Per trein
[bewerken]- Lotharingen kan per trein, het station van Aarlen ligt aan de lijn Brussel - Luxemburg.
Per bus
[bewerken]- De busdienst wordt verzorg door de busmaatschappij van Wallonië, de TEC. Het aanbod en de frequentie van de bussen zijn beperkt.
Per auto
[bewerken]- De auto is het aangewezen vervoermiddel, Belgisch-Lotharingen is gemakkelijk per auto te bereiken via de E25 (vanuit Luik) en de E411 (vanuit Brussel).